De tweede jeugd van Ensor

GENTSE MUSEA TONEN OOSTENDSE SCHILDER ALS VOORLOPER VAN HEDENDAAGSE KUNST


James Ensor, die niet alleen een geniale kunstenaar maar ook een vreselijke ijdeltuit was, zou opgetogen zijn over de tentoonstelling die hem in Gent te beurt valt. De oude meester blijkt een bron van inspiratie te zijn voor kunstenaars van vandaag.

Goede kunst is niet zo gauw uitgeput. Nieuwe generaties kunnen er steeds nieuwe betekenissen in vinden. Lang na de dood van de kunstenaar merkt men soms dat zijn werk vooruitloopt of aansluit bij gevoeligheden van een nieuwe tijd.

Dat is zeker het geval met de Oostendse schilder James Ensor (1860-1949), wiens 150ste geboortedag dit jaar wordt gevierd. In de eerste decennia na zijn dood, toen de kunstwereld de ene nieuwe trend na de andere te verwerken kreeg (pop art, conceptuele kunst, videokunst, enzovoort), verloren velen hem wat uit het oog. Maar de jongste jaren is er opnieuw een gretige internationale belangstelling voor het oeuvre van Ensor.

Die wordt in de hand gewerkt door de tentoonstellingen die met de regelmaat van een klok aan hem worden gewijd, vorig jaar nog in New York en Parijs, allebei centra waar veel artiesten leven. Zelfs de verhuizing van De intrede van Christus in Brussel —zijn topstuk— van Antwerpen naar Los Angeles blijkt de uitstraling van de schilder ten goede te komen. Zowat overal raken kunstenaars geïntrigeerd door de grillige fantasie van die rare Oostendenaar.

De opmerkelijke invloed van Ensor werd in verscheidene publicaties gesignaleerd, maar met de tentoonstelling Hareng saur – Ensor en de hedendaagse kunst brengen het Museum voor Schone Kunsten en het Smak in Gent het thema voor het eerst in al zijn rijkdom voor het voetlicht. Het is een ongemeen originele manier om de jarige meester te eren. Dit is een tentoonstelling die een bekende materie niet herkauwt, maar een avontuurlijke nieuwe visie mogelijk maakt. En bovenal is dit, zoals het een geslaagde tentoonstelling past, een les in kijken.

Intuïtie

Kunst is geen wetenschap. De verbanden die in Gent worden gesuggereerd, pakweg tussen een landschap van Ensor en een doek van Gerhard Richter, zijn niet zwart op wit te bewijzen. De samenstellers van de tentoonstelling kozen voor een intuïtieve benadering van het onderwerp. Maar wie de toets van Ensor vergelijkt met die van Richter honderd jaar later, heeft iets geleerd over de frisheid van Ensors aanpak, over continuïteit en vernieuwing in de kunst.

De curatoren brachten bijna 250werken bij elkaar. Prominente kunstenaars, zoals Bruce Nauman, Willem de Kooning, Cindy Sherman, Franz West, Marlene Dumas, Martin Kippenberger en Eija-Liisa Ahtila, zijn in Gent present, maar je vindt er ook verrassende nieuwe namen die met Ensor in verband te brengen zijn. Van de meester zelf hangen er pareltjes uit privé-collecties die nauwelijks bekend zijn, zoals De verzoeking van Sint-Antonius, een verbluffend schilderij uit 1932 dat de scheppingskracht van de oude Ensor overtuigend in de verf zet.

Wat kunstenaars van vandaag in Ensor aantrekt, valt niet zo moeilijk aan te wijzen. Het is de tegendraadsheid van een kunstenaar die radicaal zijn eigen weg ging. Niet alleen hekelde Ensor ongenadig de maatschappij waarin hij leefde, hij liet zijn verbeelding ook de vrije teugel en schuwde geen taboes. In zijn werk wemelt het van duiveltjes, skeletten en gemaskerde griezels, maar je vindt er ook heel herkenbare figuren zoals de Brusselse gendarmes of de kleinburgers van Oostende. Wat wij ‘hoge' en ‘lage' cultuur noemen, komt bij Ensor samen in één schetterende fanfare.

Die houding wordt vandaag herkend. Kunstenaars die goed naar zijn werk kijken, ontdekken een figuur uit het verleden die op dezelfde golflengte zat als zij. In de catalogus van de tentoonstelling wordt dat door verscheidene deelnemers in een getuigenis verwoord.

‘Uiteraard is alles overdreven, karikaturaal — grappig zelfs', schrijft de Spanjaard Enrique Marty. ‘Het werk wil niet al te serieus zijn: het wil geen dogma poneren. Dit is wat ik het fascinerendst vind aan Ensor: zijn gebrek aan compactheid, zijn gevoel voor humor en tegelijk zijn enorme diepgang. Ik voel me verwant met zijn mentaliteit.'

Marty presenteert in het Smak een spectaculaire installatie met lijdende en bloedende figuren, die stuk voor stuk zelfportretten van de kunstenaar zijn. De beeldengroep herinnert aan de gruwelijke expressie van de Man van Smarten van Ensor, een van de meest ongebreidelde voorstellingen van het lijden in de kunst (beide werken zijn hierboven afgebeeld). Dergelijke onverwachte raakpunten duiken in heel wat ensembles van de tentoonstelling op. Niet dat de hedendaagse kunstenaars Ensor simpelweg kopiëren — het gaat meer om een sfeer, om een boeiende suggestie van verwantschap.

Licht

De relatie tussen Ensor en de hedendaagse kunst neemt vele vormen aan. Het gaat zowel om de inhoud als om de uitvoering. In de eerste zaal van het Museum voor Schone Kunsten hangt een prachtig voorbeeld. Je kunt er zien hoe coryfeeën van de Amerikaanse kunstscene, zoals Cy Twombly en Philip Guston, op dezelfde manier als Ensor het licht in hun composities binnenbrengen.

Soms is de band met Ensor heel letterlijk, zoals in het geval van de videokunstenaar Koen Theys. Hij presenteert de kersverse videoinstallatie Waterloo forever. Daarvoor verfilmde hij vier keer na elkaar de jaarlijkse reconstructie van de veldslag waarin Napoleon zijn definitieve nederlaag leed. De grandeur van de panorama's in de Brabantse heuvels, van de historische kostuums en de donderende kanonnen wordt geregeld gerelativeerd door close-ups van figuranten die een sigaretje roken of met hun gsm telefoneren. Het werk verwijst naar Ensors voorstellingen van slagvelden en van Napoleon, maar het is natuurlijk vooral de vrijgevochten geest van Ensor waarin Theys zich herkent.

Ensor is een kunstenaar met veel facetten. Hij is tegelijk een schilder van de zee en van het licht, een schilder van intieme en beklemmende interieurs, een schilder van het ik, een schilder van het buitenissige en het groteske. Dat laatste komt op het overzicht in Gent het sterkst naar voren. De exuberante Ensor was een voorloper van de stoetenbouwer Francis Alÿs, die in 2002 een kleurrijke parade van kunstwerken door de straten van New York liet trekken toen de topstukken van het Moma werden overgebracht naar een tijdelijke locatie, omdat het museum gerenoveerd werd. Maar ook de uitzinnige clowns van Bruce Nauman, de vliegende vrouw van Eija Liisa Ahtila of de bewerkte Goya-etsen van de broers Jake en Dinos Chapman delen in de onstuitbare fantasie van de Oostendse kunstenaar.

Hareng saur — in de titel zit een woordspeling op ‘art Ensor', de kunst van Ensor — is een tentoonstelling die aansluit bij een trend om overbekende figuren op een nieuwe manier te benaderen. Vaak doet men dat door hun werken samen te brengen met die van voorlopers, tijdgenoten of navolgers. Geslaagde voorbeelden waren Rembrandt-Caravaggio in Amsterdam of Goya-Redon-Ensor in Antwerpen.

Het Gentse initiatief komt niets te vroeg. De relatie tussen Ensor en de actuele kunst verdient allang een grondige tentoonstelling. De weelde van sterke kunstwerken die op dit ogenblik in Gent te zien is, illustreert niet alleen de actualiteit van het negentiende-eeuwse monument uit Oostende, maar ook de verbondenheid van zelfs de meest bevreemdende hedendaagse scheppingen met de kunst die eraan voorafging.

De tentoonstelling maakt duidelijk dat Ensor een door en door Belgisch fenomeen was, maar dat zijn werk ook een universele betekenis heeft die tot ver buiten onze grenzen werd opgepikt. Een stevige aanrader.


Jan Van Hove – De Standaard
6 nov 2010

back