Richard Wagner op video
Koen en Frank Theys pakken "Ring des Nibelungen" aan


Lied van mijn Land van Koen en Frank Theys wordt zo stilaan berucht als video-adaptatie van Wagner. Het werk mengt zich op een wel erg originele manier in het debat dat momenteel over de verfilming van opera wordt gevoerd. Televisie houdt zich hier niet loyaal aan zijn dokumentaire funktie maar springt eigenzinnig met het muziekdrama om.

De realizatie van Lied van mijn Land wordt een werk van lange adem. Het opus zal in totaal acht uur duren, of zowat de helft van de hele vierdelige Ring des Nlbelungen van Richard Wagner. Het Rijngoud was deze week nog aan de Brusselse universiteit te zien en kent een suksesvolle distributie. De opnamen voor De Walkuren zijn achter de rug, opnieuw met ruime logistieke steun van het Sint-Lukasinstituut en een mecenas uit Kortrijk.

De gebroeders Theys zitten Wagner tamelijk dicht op de huid. Maar een slaafse naverteling is Lied van mijn Land niet. De makers hebben zich immers in de kultuurhistorische en teatertechnische betekenis van Wagner en zijn werk verdiept. Ze zien in Wagners latere Parsifal een verder doordenken van de Ring en hebben beide verhalen door elkaar geweven. In de proloog, Het Rijngoud, blijft die komplikatie nog tot één scène beperkt.

Daarnaast is Lied van... natuurlijk als televisie opgevat. Lange woordenwisselingen uit het libretto zijn ingekort, en je krijgt de indruk dat de aktiemomenten worden overgehouden. De TV-inslag is vooral van invloed op de typering van de personages en de vorm.

De ruimte waarin lied van mijn Land is gesitueerd, is de magneetband, zeggen Koen en Frank Theys. Ze voegden met behulp van de video-techniek verschillende beelden tot elektronische decors samen. Daarbij verwijzen ze graag naar Wagners gebruik van muzikale motieven, die elk bij een bepaalde figuur horen.

Het Rijngoud opent met de basismaterie van televisie, een ruismotief, in de vrouwelijke vorm van een cirkel. In de muziek zwelt het tema van de oernatuur aan. Uit de natuur spruit het eerste leven voort, de Rijndochters, drie vormloze wezens die het Rijngoud blijken te bewaken. De neveling Alberich doet onbeholpen en primair. Zijn gestalte wordt elektronisch in elkaar gedrukt. Hij hoort dat wie uit het goud een ring smeedt, almacht over de wereld verwerft, en hij gaat er met de schat vandoor. Het goud heeft eerst een flonkerende gedaante, en krijgt dan de definitie van een televisie-beeld. De idee zal later duidelijk worden: Alberich verwerft macht over Nibelheim en de andere nevelingen door die wereld in zijn TV-toestel te stoppen en in het Oog te houden.

De goden, “zuivere” kaalhoofdige priesters, vechten inmiddels een zakelijk dispuut uit met de reuzen Fasolt en Fafner. Die twee bouwden het Walhalla en eisen de godin Freia als hun loon op, zoals dat trouwens was overeengekomen. Uit deze passage blijft het muur-motief over, een pars pro toto dat later zal aanduiden dat we ons in de godenwereld bevinden.

De goden Wotan en Loge beloven de reuzen echter het Rijngoud. Ze dalen af in de onderwereld en vinden er de geterrorizeerde nevelingen. Alberich heeft op hun slavenarbeid een rijkdom aan TV-monitoren geakkumuleerd. Via die schermen slaat hij ook de komst van de twee goden gade. Ze dagen hem uit om zich eerst zo imposant en dan zo klein mogelijk voor te doen; Alberich trapt in de list. Bij Wagner veranderde hij in een pad en werd hij door de goden onder de voet gevangen. In Lied van mijn Land kruipt Alberich - wat voorspelbaar - in een videocassette. Zo nemen Wotan en Loge hem en het TV-beeld mee naar de godenwereld, een ekskursie omhoog tegen een achtergrond van afrollende beeldkaders. Wotan ruilt Freia voor haar gewicht aan goud bij de reuzen in. Maar Alberich heeft het goud vervloekt - de enige film-passage, waarin engelen er niet in slagen van een toren op te stijgen - en tussen de nieuwe eigenaars van de schat komt het tot de eerste dodelijke broedertwist.

·De kalmte keert weer en boven de Rijn en het Walhalla ontvouwt zich een kleurenbalk als regenboog.

Voor wie het verhaal kent, wordt de symboliek van Het Rijngoud gaandeweg duidelijk. Dat vormt, met het ontbreken van voettitels een handicap voor een goed begrip van dit videowerk. Dat betekent niet dat je als onkundig kijker geen plezier beleeft aan Het Rijngoud. Het gewicht van de mytologische situaties wordt er met een licht grinnikende akteursregie wat ondergraven. Frank en Koen Theys nemen Wagner au sérieux maar zijn geen Wagnerianen.


Raf Custers - DE STANDAARD
03.12.1986

back